Cliquer sur une vignette pour aller sur Google Books.
Chargement... De galgenliederen en andere groteske gedichtenpar Christian MorgensternAucun Chargement...
Inscrivez-vous à LibraryThing pour découvrir si vous aimerez ce livre Actuellement, il n'y a pas de discussions au sujet de ce livre. Christian Morgenstern (1871-1914) is de vader van de Duitse nonsenspoëzie. Helaas houdt die benaming vaak een waardeoordeel in: versjes die je niet ernstig hoeft te nemen, omdat ze ‘nergens’ over gaan. Echte dichters, wordt geïmpliceerd, hebben belangrijke dingen te zeggen over het leven en de seizoenen, de natuur, de liefde en de dood. Als er gedichten van Morgenstern in het Nederlands werden vertaald, gebeurde dat vaak voor kinderboeken (alsof je kinderen niet ernstig hoeft te nemen). Nu voor het eerst zijn volledige groteske poëzie is vertaald, blijkt hoe verkeerd die neerbuigende houding is. De Galgenliederen, die als een studentikoze grap van een aantal vrienden, de Galgenbroeders, waren begonnen, getuigen van een Nietzscheaanse levensvisie: “O, gruwelijke warboel van het leven, / wij hangen aan een rode draad te beven! / De kraai die krast, de spin die spint, / en scheve scheidingen kamt de wind’. In deze bundel vind je het predadaïstische klankgedicht ‘Het grote Laloela’ en het ’diepste’ gedicht uit de Duitse literatuur: ‘Nachtgezang van de vis’, dat alleen uit netjes gerangschikte metrische tekens bestaat: zwijgen dat niet verbeterd kan worden. En hier ook komen de voorwerpen en lichaamsdelen tot leven, wat een constante in Morgensterns poëzie zal worden: het trechtervormige gedicht over twee trechters die door de nacht trekken, de monoloog van de behangbloem, het dansliedje van een hijsbalk en ‘De knie’, zonder meer een van de mooiste pacifistische gedichten: ‘Een knie loopt eenzaam op aarde rond. […] In de oorlog viel ooit een man / doorzeefd door kogels om. / Alleen de knie bleef ongekwetst – / als ware ze een heiligdom”. De vertaler heeft zich vanwege het rijm nogal wat vrijheden moeten veroorloven (iets wat Morgenstern zelf ook deed), maar in de meeste gevallen is de humor van een gedicht uitstekend bewaard en soms zelfs met een leuke vondst geïntensiveerd. “Dinge gehen vor im Mond, / die das Kalb selbst nicht gewohnt” wordt bijvoorbeeld “Op de maan gebeuren dingen, / die zelfs het kalf niet kan bedwingen”. Omdat Morgensterns humor zozeer in de taal geworteld is, is het een goede zaak dat de uitgave ook de Duitse tekst bevat. Bij vergelijking valt wel op dat de vertaling qua woordkeuze en rijmklanken geslaagder is dan qua ritme en metrum. Het origineel is meestal ook bondiger. Maar het is heerlijk dat Morgensterns zelfgeschapen fabeldieren in het Nederlands floreren: het maanschaap, de bokkensprongbok, de neustradale (‘Hij staat nog niet in Van Dale’) en de Maanberg-oehoe. Ze herinneren aan de fijne half figuratieve, half abstracte creaties van Paul Klee. Met de bundel Palmström komen een narratief element en twee ‘meneertjes’ de groteske gedichten binnen. De toon wordt lichter en minder nadrukkelijk, en de geest ‘v. Korp’ die Palmström vergezelt zorgt voor afwisseling. Korp vindt – surrealisme avant la lettre – de dagnachtlamp uit “die, zo gauw ze aan gaat, / zelfs de helderste dag / verandert in de nacht” en “een bril, zo geconstrueerd, / dat hij voor hem de tekst comprimeert!” Soms lijkt een gedicht al het recept te bevatten voor een kunstenaarscarrière (Baselitz): “Schilderijen die men hangt ondersteboven, / […] stijgen meer in prijs, dan men kan geloven”. Of je vindt in de bundel De Ginggans een stevige concurrent van Kurt Schwitters’ doldraaiende liefdesaanzoek ‘An Anna Blume’: “Wees mijn vrouwst! / Lieverderstje, kom naar mij – / ik verga anders van / verlangenpijnberouwst”. Morgenstern schreef vanuit een diepe taalscepsis, die hem de vrijheid gaf onze wereld in woorden uit te breiden met de zijne. Het sterkst is hij als hij zich bevrijdt van de gebonden, volkslied- of Heine-achtige dichtvorm en het eigenmachtige taalspel zijn vrije loop neemt, spelemeiend in het oneindige. Om het leesplezier van deze editie compleet te maken, zijn ook de talrijke nagelaten voorwoorden en naredes van Dr.phil. Jeremias Müller opgenomen, waarmee Morgenstern de radeloos ontsporende literatuurkritiek op de hak neemt. De beste inleiding op deze groteske poëzie vormt echter het eerste motto van de Galgenliederen: “In de echte man zit een kind verborgen: het wil spelen” (Nietzsche). ( ) aucune critique | ajouter une critique
Aucune description trouvée dans une bibliothèque |
Discussion en coursAucun
Google Books — Chargement... GenresÉvaluationMoyenne:
Est-ce vous ?Devenez un(e) auteur LibraryThing. |