Een boek over onderdrukking en haat. Kadare mengt de ‘grote geschiedenis’ met de levens van gewone mensen. Kosovo was in 1981 het toneel van de opstand van Albanese studenten tegen het regiem van de Joegoslavische dictator Tito. De hoofdpersoon in het verhaal wordt vertolkt door de Albanese chirurg Teuta Shkreli. Zij zal niet alleen de waanzin van geweld letterlijk onder ogen zien, maar ook de Servische weerzin tegen haar moeten ondergaan.Er ontstaat een wereld van angst die in dit boek op indrukwekkende wijze wordt beschreven.
Op een fraaie en beeldende wijze maakt de schrijver een verbinding met de Orë, een Slavisch-Albanese tegenhanger van Oud-Griekse mythen, waarin wraakgodinnen de bruidsstoet van een hun onwelgevallig huwelijk lieten ‘verstenen’.
Er wordt in het boek gedroomd, maar nog meer is het de strijd tussen droom en werkelijkheid die dit boek aan lading met zich meedraagt. ( )

Als in 1981 in de Joegoslavische provincie Kosovo Albanese studenten in opstand komen, treden de overheersende Serviërs hard op.