Voorzichtig kroop ik over Johnny heen en ik liep naar de draaitafel. Ik wilde de plaat omdraaien maar toen ik voor de pick-up stond bedacht ik me. Muziek zou Johnny misschien wakker maken en ik wilde niet dat hij wakker werd. Op mijn tenen liep ik terug naar het bed en ging naast Johnny zitten. Ik legde mijn hand op zijn borstkas en voelde zijn ademhaling, het rustige ritme van zijn hartslag. Hij voelde warm, slaapwarm. Hij was hier, in zijn eigen kamer, in zijn eigen bed en tegelijkertijd was hij ergens anders, ik wist niet waar. Ik kon alles met hem doen, zolang hij maar niet wakker werd.

In het midden van de jaren zeventig vormen de ik-figuur, haar broer Johnny en hun vriend Menno een hechte drie-eenheid. Dan, na een gezamenlijke reis door Schotland, verandert er iets in hun vriendschap en hun persoonlijke leven, waardoor alles in een ander licht komt te staan.
( )